Begraven bewijs - 2

30-07-2025

November bracht late tropische stormen naar Zuid-Alabama, en de tweede werd vergezeld van een bijna drukkende vochtigheid, direct gevolgd door een deken van kou. Daarom kwam Kenneth Gray naar het Dawn County Sheriff's Department met zijn eigen vracht op sleeptouw. Het leverde minder gezweet, gevloek en gemopper over het wisselvallige weer op, en gaf hem een grotere kans om de dag te overleven.

Het was maandagochtend, en Kenneth kwam met zijn toegangspas binnen via de achterkant van het gebouw. Hij zette zijn koffiekopje op zijn bureau en legde het pakje sinusmedicijnen ernaast. Hij had ook iets anders meegenomen, dat niets te maken had met de hoofdpijn die vanuit zijn achterhoofd omhoogkroop. Dat was ook de reden waarom hij zich achter gesloten deuren naar zijn bureau had gehaast en geen tijd had genomen om over het weekend te praten. Het 'iets anders' wist hoe het werkte en schoot onder het bureau door naar de mand die Kenneth al in zijn eerste werkweek had klaargezet.

Als hij ergens anders had gewerkt, was dat vast reden voor ontslag geweest. Maar Kelby Creek was noodgedwongen vergevingsgezind geworden, net als de interim-sheriff en het politiebureau. Bovendien nam Kenneth zijn hond niet elke dag mee naar zijn werk.

"Brave meid, Delilah," zei hij tegen de drie jaar oude golden retriever. Hij haalde een kauwspeeltje uit zijn tas en gooide het naast haar neer toen ze ging liggen. 

Volgens Kenneth was zij het enige wat goed in de kamer paste. Al het andere om hem heen was een beetje een chaos. Er stond geen stoel bij het bureau dat tegen het zijne aan stond, maar het blad was bedekt met papierwerk dat van zijn kant was doorgeschoven. Dozen en archiefkasten namen de ruimte in beslag, en op de deur hing een klein bordje met de tekst OPSLAG. Het hoorde geen kantoor te zijn, maar het was hem toegewezen.

Net als de stapels met zaken om hem heen.

Bij het horen van een klop op de deur ging Delilah rechtop zitten, hoewel Kenneth wist dat ze niet zou bewegen tenzij hij het zei. Toch probeerde hij haar het zicht te ontnemen op een man met rood haar en kraaienpootjes rond zijn ogen. Hij had een badge op zijn uniform en een frons op zijn gezicht.

Hulpsheriff Carlos Park gaf hem een knikje als groet. "Slim om de achterdeur te gebruiken. Zag je de rij in de lobby?"

Kenneth schudde zijn hoofd, maar had het meer dan gebruikelijke aantal auto's op de parkeerplaats niet gemist. "Is het net als vorige week?"

Parker knikte. "Al sinds de persconferentie heb jij, mijn vriend, veel stof doen opwaaien in de stad." Hij wees naar de muur, richting de lobby. "Als gevolg staat de ruimte daar vol mensen die zeker weten dat ze informatie hebben die één van deze cold cases kan oplossen."

Kenneth zuchtte. "Was het maar zo makkelijk, dan had ik deze baan überhaupt niet gehad."

Ze namen elk even de tijd om de kamer rond te kijken. Kenneth kende Carlos al jaren, maar alleen in het voorbijgaan, een snel gesprekje in de rij bij de bank of een "hoe gaat het ermee" terwijl ze hun rekening aan de bar betaalden. Maar Kenneth had gehoord over Carlos' prestaties in de afgelopen twee á drie jaar, en hoe hij van een zure, boze man was veranderd in iemand die kalmer en zorgzamer was. Terwijl de blik van de hulpsheriff over de papieren en dozen ging, vroeg hij zich af of die nieuwe inlevende klant hem hielp te zien wat Kenneth zag als hij om zich heen keek.

Mensen.

Een leegte die niet opgevuld kon worden, maar wel dicht gehecht om een litteken te maken in plaats van een wond. Maar dat was een gesprek voor een ander moment.

Carlos' blik bewoog zich door de ruimte en bleef vrijwel meteen hangen op Kenneth's bureau. Of eigenlijk, op de pup met de heldere ogen eronder. Hij grijnsde. "Ik weet dat je wat aan je huis laat doen, maar ik denk nog steeds dat de sheriff door het lint gaat als hij Delilah hier ziet."

Kenneth maakte zich niet zo druk. 

"Die persconferentie bracht niet alleen mij in de publieke belangstelling, maar ook hem," bracht hij de hulpsheriff in herinnering. "Ik heb de sheriff niet langer dan af en toe een paar minuten gezien, en dat was meestal in de kantine." Hij pauzeerde en keek naar de hond in kwestie. Delilah moest de aandacht hebben aangevoeld en begon te kwispelen. "Dat gezegd hebbende, laat het me weten als je hem in de buurt ziet."

Carlos stemde lachend in. Toen schakelde hij weer terug naar geïrriteerd. "Ga je naar de vergaderzaal voor nog een rondje samenzweringstheorieën?"

"Jazeker." Kenneth zuchtte, nam wat van zijn sinusmedicijnen, gaf Delilah een klopje en volgde de hulpsheriff naar buiten en naar de kamer ernaast.

Carlos ging niet mee naar binnen, maar er stond nu medeleven op zijn gezicht te lezen. Er zat al iemand aan het einde van de vergadertafel. Carlos verlaagde zijn stem zodat alleen Kenneth hem kon horen. "Veel geluk, rechercheur."

Kenneth zei het niet, maar hij geloofde niet in geluk als het om Kelby Creek ging.

Niet na wat er gebeurd was. Niet nadat Ally gestorven was.

Vermoord, niet gestorven.

Carlos leek de woede en wrok die door Kenneth heen brandden bij die gedachte niet op te merken. In plaats daarvan liep hij door de hal, zich er niet van bewust dat de opkomende gevoelens van frustratie alleen maar zouden worden aangewakkerd door de bewoners van Kelby Creek, die iets te veel van drama hielden.

Kenneth nam even een paar seconden de tijd, zette een beleefde glimlach op en nam plaats in de stoel tegenover de eerste van, naar hij aannam, vele inwoners die iets wilden van de nieuwste coldcasetaskforce en van de enige man die er leiding aan gaf.

Kenneth's beleefde glimlach gleed er bijna af toen hij de blik van de vrouw tegenover zich ontmoette, die helemaal niet voldeed aan zijn beeld van wat zijn leven die maandagochtend een beetje moeilijker zou maken.

Zonneschijn.

Dat was de eerste beschrijving die bij hem opkwam toen hij haar snel bekeek. Schouderlang, dik blond haar, sproeten op haar gezicht, donkere lippenstift en heldergroene ogen die ook leken te glimlachen. Ze was tenger, maar haar rondingen en haar houding lieten er geen twijfel over bestaan dat ze eind twintig tot begin dertig was. Haar outfit droeg bij aan die conclusie. Een donkerrode blazer met een blouse eronder. Een gouden medaillon om haar nek. Ook haar nagels waren onberispelijk verzorgd. Ze gaf niet alleen om haar uiterlijk, het was waarschijnlijk een vereiste voor een baan of carriere.

Er was nog iets waardoor Kenneth de vrouw ouder inschatte dan hij misschien had gedaan as ze elkaar onder andere omstandigheden hadden ontmoet.

Ze zat ergens mee.

Iets, vermoedde hij, dat te maken had met de houten kist die tussen hen in op tafel stond.

"Goedemorgen," begroette hij haar. Hij hield zijn blik gericht op het bijna limoengroen van haar ogen, totdat hij meer wist over waarom ze daar was. "Ik ben rechercheur Gray, hoe kan ik u helpen?"

De glimlach van de vrouw werd breder. Ze stak haar hand zo snel uit dat hij bijna terugdeinsde. "Prettig kennis te maken!" Haar stem klonk verrassend opgewekt voor iemand die verontrust leek. Maar ja, dit was het Zuiden, en Zuidelijke vrouwen hadden iets sluws over zich. Ze lieten je alleen zien wat ze wilden dat je zag, en op dit moment wilde de vrouw doen alsof ze zich niet in een politiebureau bevond. "Ik ben Willa. Willa Tate. Ik ken u eigenlijk al, of ik weet over u. Ik zag