Godin uit vrije wil - 1
Opeens begon de duisternis aan de rand van mijn blikveld te vervagen, zoals een druppel inkt die over een zwart vel papier loopt. Wat was dat nu weer? Er liep een rilling over mijn rug, en ik kreeg een akelig voorgevoel. Ik tuurde de schaduwen in. Niets. Niets dan een lege, sterrenloze nacht die koud en winderig was geworden.
Het was duidelijk dat ik langzaam gek werd.
De Fomoriaanse Oorlog was al maanden voorbij. Er lagen nergens gevleugelde demonen op de loer om me te bespringen. Ik bedoel, alsjeblieft zeg, ik bevond me in mijn eigen Tempel, één die ondanks zijn schoonheid was gebouwd als een vesting. Zelfs als er één of ander angstaanjagend monster op de wereld was losgelaten (en in deze wereld wist je dat maar nooit), was ik volkomen veilig. Serieus, het gevaar was groter dat ik bezweek aan een overdosis van verwennerij en aanbidding, dan dat ik door een monster te grazen werd genomen.
Maar toch had ik dat akelige gevoel, alsof er net iemand over mijn graf was gelopen. En vanavond was niet de eerste keer dat ik het idee had dat er iets mis was.
Terwijl ik het marmeren pad volgde naar het monument, dacht ik na over het vreemde gevoel van dreigend onheil dat ik maar niet van me kon afschudden. Hoelang had ik het al, weken? Verdorie! Nu ik er eens goed over nadacht, besefte ik dat ik al zeker twee of drie weken van slag was. Ik was mijn eetlust kwijt, wat op zich al uitermate bizar was, want ik was gek op eten.