Nadelen als je niet opmerkzaam bent op de dood
Het is gunstig om je ervan bewust te zijn dat je zult sterven. Waarom? Als je je niet bewust bent van de dood, zul je geen aandacht aan je beoefeningen schenken maar je leven gewoon zinloos doorbrengen, zonder te onderzoeken welke soorten houdingen en handelingen het lijden in stand houden en welke leiden tot geluk.
Als je je er niet van bewust bent dat je spoedig kunt sterven, zul je onder invloed komen van een onterecht gevoel van blijvendheid - "Later, later ga ik dood." Als vervolgens dat moment aanbreekt, zal het je, zelfs als je probeert iets waardevols tot stand te brengen, aan energie ontbreken. Veel Tibetanen gaan op jonge leeftijd het klooster in en bestuderen teksten over spirituele beoefeningen, maar als het moment aanbreekt om de beoefening in praktijk te brengen, schiet die vaardigheid op de één of andere manier tekort. Dat komt omdat het hun ontbreekt aan waarachtig inzicht in tijdelijkheid.
Als je, nadat je hebt nagedacht over hoe je beoefening eruit moet zien, het besluit neemt dat je daarvoor beslist een paar maanden of zelfs vele jaren in retraite moet, ben je gemotiveerd omdat je kennis hebt genomen van tijdelijkheid. Maar als die noodzaak niet wordt ondersteund door steeds weer opnieuw de verwoestingen van tijdelijkheid te beschouwen, zal je beoefening verzwakken.
Daarom blijven sommige mensen jaren in retraite, zonder dat ze er in hun leven daarna iets van merken.
Bezinning op tijdelijkheid motiveert niet alleen je beoefening maar voedt die ook.
Als je sterk bent doordrongen van de zekerheid van de dood en van het onzekere moment waarop die zich aandient, zul je van binnenuit gemotiveerd worden. Het zal zijn alsof een vriend je waarschuwt: "Wees voorzichtig, wees ijverig, er is alweer een dag voorbij."
Het is zelfs mogelijk dat je huis en haard verlaat om in het klooster te gaan. Als je dat zou doen, zou je een nieuwe naam en nieuwe kleren krijgen. Je zou ook minder druk zijn; je zou je houding moeten veranderen en je aandacht moeten richten op diepere doelen.
Maar als je jezelf voortdurend bezig zou blijven houden met de oppervlakkige zaken van dit moment - lekker eten, goede kleding, een beter onderdak, plezierige gesprekken, veel vrienden en kennissen en zelfs vijanden zou maken als iemand iets doet wat je niet prettig vindt om vervolgens ruzie te gaan maken en te gaan vechten - zou je niet beter af zijn dan voordat je het klooster in ging, misschien zelfs wel slechter. Bedenk dat het niet voldoende is je te onttrekken aan deze oppervlakkige activiteiten uit verlegenheid of angst voor wat je vrienden die zich ook op het spirituele pad bevinden zouden denken; de verandering moet van binnenuit komen. Dit gaat op voor zowel monniken en nonnen als leken die beoefening oppakken.
Misschien verkeer je in de waan van blijvendheid en denk je dat de dood nog lang op zich zal laten wachten en dat je, nu je nog leeft, met name goed eten, goede kleding en goede gesprekken nodig hebt. Uit verlangen naar de wonderlijke effecten van het heden ben je, zelfs als ze op de lange duur weinig voorstellen, klaar om allerlei schaamteloze overdrijvingen en middelen toe te passen om te krijgen wat je wilt - hoge leningen afsluiten tegen een hoge rente, neerkijken op je vrienden, een rechtszaak beginnen - allemaal ten behoeve van meer dan voldoende voorzieningen.
Aangezien je je in het leven met dergelijke activiteiten bent gaan bezighouden, wordt geld aantrekkelijker dan studeren en zelfs als je een poging tot beoefening waagt besteed je er niet veel aandacht aan. Als er een bladzijde uit een boek valt, aarzel je misschien om die op te rapen, maar als er geld op de grond valt, is er niets van die aarzeling te merken. Als je mensen ontmoet die hun leven echt hebben gewijd aan diepere doelen, vind je die toewijding misschien wel mooi, maar daarmee is de kous af, terwijl als je iemand ziet die heel mooie kleren draagt en zijn of haar rijkdom tentoonspreidt, zou je willen dat het van jou was, zou je het hoopvol begeren - met toenemende gehechtheid.
Uiteindelijk zul je alles doen om het te krijgen.
Als je eenmaal gebrand bent op de mooie dingen van dit leven, zullen je verstorende emoties toenemen, die vervolgens per definitie meer slechte daden tot stand brengen.
Deze averechtse werkende gevoelens leiden slechts tot moeilijkheden en maken dat jij en de mensen om je heen zich niet prettig voelen. Zelfs als je snel leert hoe je de stadia van het pad naar verlichting moet beoefenen,verwerf je steeds meer materiële dingen en raak je betrokken bij steeds meer mensen tot het punt waarop je zogezegd de oppervlakkigheden van dit leven beoefent, meditatief verlangen naar vrienden en afkeer van vijanden ontwikkelt en middelen probeert te vinden om die verstorende emoties te vervullen. Op dat punt ben je, zelfs als je hoort over echte, weldadige beoefening, geneigd te denken: "Ja, dat is wel zo, maar..." De ene 'maar' na de andere. Je bent in de loop van je beginloze cyclische bestaan inderdaad gewend geraakt aan verstorende emoties, maar nu heb je er de beoefening van oppervlakkigheid aan toegevoegd. Dat maakt de situatie nog erger en leidt je af van waar je echt wat aan hebt.
Gedreven door een dergelijke begeerte zul je geen troost vinden. Je maakt anderen - en zeker jezelf - niet gelukkig. Terwijl je meer op het zelf gericht raakt - mijn dit, mijn dat, mijn lichaam, mijn bezit - wordt iedereen die tussenbeide komt onmiddellijk een object van woede. Hoewel je veel voordeel haalt uit "mijn vrienden" en "mijn familie", kunnen ze je niet helpen bij de geboorte of de dood; je komt hier alleen en je moet alleen vertrekken. Als een vriend je op de dag van je overlijden zou kunnen vergezellen, zou gehechtheid de moeite waard zijn, maar dat is niet mogelijk. Wanneer je in een totaal onvertrouwde situatie wordt herboren en je vrienden uit het vorige leven je van dienst zouden kunnen zijn, zou dat ook een overweging kunnen zijn, maar dat is niet mogelijk. Maar tussen geboorte en dood is het voor enkele decennia "mijn vriend", "mijn zus, "mijn broer". Deze misplaatste nadruk heeft geen enkele zin, en leidt alleen tot meer verbijstering, begeerte en afkeer.
Als er te sterk nadruk op vrienden wordt gelegd, krijgen vijanden ook te veel nadruk. Als je wordt geboren ken je niemand en niemand kent jou. Ook al willen we allemaal geluk en geen lijden, de gezichten van sommige mensen staan je aan en je denkt: "Dit zijn mijn vrienden," terwijl de gezichten van anderen je niet aanstaan en je denkt: "Dit zijn mijn vijanden." Je plakt hun een identiteit en een naam op en eindigt ermee dat je voor eerstgenoemden verlangen opwekt en voor laatstgenoemden afkeer. Wat heeft dat voor zin? Geen enkele. Het probleem is dat heel veel energie verloren gaat van je terughouden met een niveau dat niet dieper gaat dan de oppervlakkige aangelegenheden van dit leven. Het diepgaande legt het af tegen het onbetekenende.
Als je je beoefening hebt verwaarloosd en op de dag van je sterven bent omringd door snikkende vrienden en anderen die bij jouw leven betrokken zijn, zal dit alleen maar tot moeilijkheden leiden in plaats van dat er iemand is die je herinnert aan deugdzame beoefening, en dat heb je aan jezelf te danken. Waar ligt de fout? In het feit dat je geen aandacht hebt voor het tijdelijke.